Lage olieprijs gunstig moment voor afschaffen energiesubsidies

Dankzij de lage olieprijs durven steeds meer landen subsidies op benzine, diesel en elektriciteit los te laten. Dat is niet alleen financieel gunstig voor overheden, maar ook gunstig voor vermindering van de CO2-uitstoot en verbetering van energiebesparing en -efficiëntie.

  

In Indonesië zijn begin dit jaar de vaste, gereguleerde prijzen voor benzine, diesel en elektriciteit losgelaten. Er kwam een systeem van semi-variabele prijzen die aan de internationale olieprijs zijn gelinkt. De gevreesde volkswoede bleef uit; de gesubsidieerde energieprijzen en de nieuwe ‘prijs aan de pomp’ liggen nog dicht bij elkaar. De gemiddelde taxibrommerchauffer zal weinig merken van het loslaten van de energieprijzen. Voor de overheid daarentegen is het afschaffen van de subsidies een wereld van verschil: er is in één klap $ 30 miljard vrij te besteden, 1/5 van het hele overheidsbudget.

Meer landen morrelen aan de staatsondersteuning van de energieprijzen, of overwegen dat te doen. Sinds de zomer van 2014, toen de olieprijs met circa 50% daalde, hebben zo’n 20 landen maatregelen getroffen, waaronder India, Maleisië, Thailand en Indonesië. Maar in de praktijk is het proces van subsidiehervorming er toch vaak een van drie stappen vooruit, twee achteruit: het blijkt een kwestie van leren door te doen. Soms werkt een maatregel goed, soms helemaal niet. Dit bleek tijdens een workshop die eind april werd georganiseerd door HIER Klimaatbureau. Sprekers van de Wereldbank, het Internationaal Energie Agentschap, het Global Subsidies Initiative en Energieonderzoek Centrum Nederland gingen in op de vraag welke kansen het afschaffen van energiesubsidies biedt in de aanloop naar de Parijse klimaatconferentie.

Rijkste 20% profiteert het meeste van subsdies

Jaarlijks besteden voornamelijk ontwikkelingslanden volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) € 500 miljard aan fossiele energiesubsidies. De motivering hierachter is dat energiesubsidies energiearmoede verminderen, nationale middelen herverdelen en economische groei bevorderen. Maar in de praktijk werken ze averechts, zegt Misako Takahashi van het IEA: “Fossiele energiesubsidies leiden tot een economisch inefficiënte verdeling van middelen en marktverstoringen, terwijl ze de beoogde doelstellingen vaak niet halen.” Energiesubsidies leiden onder meer tot niet-duurzame consumptie, kunnen de energie-veiligheid ondermijnen, ontmoedigen investeringen in de hernieuwbare energiesector, leiden tot smokkel en corruptie, tot meer CO2-uitstoot, en komen niet terecht bij de beoogde doelgroepen.

Vooral rijken profiteren van energiesubsidies: de 20 procent rijkste mensen strijken 43 procent van de subsidies op, de 20 procent armsten moeten het doen met 7 procent, blijkt op grond van onderzoek van de Wereldbank. Alleen de subsidie op kerosine, bij uitstek een brandstof voor arme huishoudens, komt in gelijke mate alle inkomensgroepen ten goede.

Besparingen afgeschafte subsidies: 5% - 30% van het BNP

De top-25 landen met de meeste fossiele energiesubsidies (meetjaar 2013) besteden gemiddeld 5% van hun BNP aan energiesubsidies, maar er zijn uitschieters tot bijna 30%. Opmerkelijk is dat de meeste van deze landen meer besteden aan energiesubsidies dan aan aan gezondheidszorg of onderwijs.

Daarnaast stimuleren subsidies onbedoeld het verbruik van fossiele energie en remmen het gebruik van energie-efficiënte apparaten. Volgens het Global Subsidies Initiative (GSI) leidt het afschaffen van energiesubsidies wereldwijd tot een vermindering van 6% tot 13% CO2-uitstoot. Ter vergelijking: de Europese Unie stoot jaarlijks 6% van de wereldwijde CO2 uit.

Als 30% van de nationale besparingen door het afschaffen van energiesubsidies in hernieuwbare energie en energie-effiiciëntie wordt geïnvesteerd, is de CO2-reductie te verdubbelen, volgens Laura Merrill van het GSI. “Als je de emissies op de lange termijn laag wil houden, bij een groeiende bevolking en economie, dan móet je dit doen.”

11 mei 2015

Bron: HIER klimaatbureau
Foto: Ian Burt