ÉGO: voetafdruk voor klimaatverandering

Klimaatverandering is voor veel mensen een abstract begrip. Om het meer concreet te maken, introduceert het KNMI het ÉGO, het ééngraadoppervlak ofwel de ecologische voetafdruk voor klimaatverandering.  De gemiddelde Nederlander heeft door zijn CO2-uitstoot een ÉGO van ongeveer 10 m² per dag.

Door Peter Siegmund, KNMI

Door klimaatverandering als gevolg van het versterkte broeikaseffect bedraagt de jaarlijkse temperatuurstijging slechts enkele honderdsten van een graad en de bijdrage van één mens hieraan is nog een paar miljard keer zo klein. De gedachte dat je in je eentje op zn best het elfde cijfer achter de komma van de jaarlijkse temperatuurstijging kunt beïnvloeden, zal niet iedereen stimuleren zuinig te zijn met energie. Om de individuele bijdrage aan de temperatuurstijging minder abstract en meer voelbaar te maken, is er een maat die deze bijdrage op een aansprekende wijze kwantificeert, het ééngraadoppervlak, afgekort ÉGO. Bij deze maat wordt de wereldwijde temperatuurstijging die het gevolg is van de uitstoot van een bepaalde portie broeikasgassen geconcentreerd op een oppervlak ter grootte van het ÉGO. De opwarming binnen dit oppervlak bedraagt één graad Celsius en erbuiten nul. Dit ÉGO is het product van het oppervlak van de aarde (5,1·10

14

m²) en de wereldgemiddelde temperatuurstijging die het gevolg is van deze uitstoot.

Ecologische voetafdruk

Een voorbeeld. In de periode 1995-2005 steeg de CO2-concentratie met 19 ppmv (ppmv = volumeconcentratie in delen per miljoen),  wat leidde tot een wereldgemiddelde temperatuurstijging van 0,21 °C (zie kader). De Nederlandse CO2-uitstoot is 0,6% van de totale uitstoot. Uitgaande van 16 miljoen Nederlanders, volgt hieruit een ÉGO van ruim 10 m² per persoon per dag. De gemiddelde dagelijkse CO2-uitstoot per Nederlander veroorzaakt dus een opwarming die overeenkomt met 1 °C in een gebied van 10 m². Dit getal zal velen meer tot de verbeelding spreken dan de corresponderende wereldgemiddelde temperatuurstijging, die slechts 2·10

-14

°C bedraagt. De ÉGOs van een liter benzine en van een kilowattuur uit aardolie verkregen elektrische energie zijn respectievelijk ongeveer 1 m² en 0,1 m². Hierbij is verondersteld dat de helft van de CO2-uitstoot in de atmosfeer blijft en de andere helft wordt opgenomen door de oceanen en de biosfeer. Voor gegevens over de CO2-uitstoot van verschillende energiedragers zie [3].

Het ÉGO lijkt enigszins op de ecologische voetafdruk, die weergeeft hoeveel biologisch productieve grond- en wateroppervlakte een persoon gebruikt om zijn consumptieniveau te kunnen handhaven en zijn afvalproductie te kunnen verwerken. Bij beide begrippen wordt het menselijk gedrag immers gekwantificeerd met een aansprekende oppervlaktemaat. Er is echter ook een belangrijk verschil. De ecologische voetafdruk is een vast oppervlak dat elk jaar weer opnieuw gebruikt kan worden, terwijl de ÉGOs van afzonderlijke jaren bij elkaar moeten worden opgeteld om het ÉGO van de totale periode te krijgen.

Peter Siegmund is klimaatonderzoeker en secretaris van de sector Klimaat en Seismologie bij het KNMI

Stralingsforcering en onzekerheid

In het hierboven gegeven voorbeeld steeg de CO2-concentratie met 19 ppmv. Hierdoor nam de stralingsforcering toe met 0,28 Wm

-2

[1]. De stralingsforcering is de verandering in de sterkte van de netto neerwaartse straling (langgolvig plus kortgolvig) als gevolg van een verandering van, in dit geval, de CO2-concentratie. De klimaatgevoeligheid bedraagt ongeveer 0,75 °C/(Wm

-2

) [2], zodat deze stralingsforcering correspondeert met wereldgemiddelde temperatuurstijging van 0,21 °C.

De eerste onzekerheid in de grootte van het ÉGO komt doordat de klimaatgevoeligheid niet precies bekend is. Hetzelfde geldt, in mindere mate, voor de stralingsforcering. Daarnaast hangt bij CO2 de stralingsforcering niet lineair maar logaritmisch af van de concentratie, waardoor het ÉGO van een portie CO2 kleiner is naarmate de CO2-concentratie groter is. Dat neemt niet weg dat het ÉGO het klimaateffect van het individuele energiegebruik op een aansprekende wijze kwantificeert. Een bijkomend voordeel is dat enkele karakteristieke waarden van het ÉGO ronde getallen zijn: 10 m² voor de gemiddelde dagelijkse CO2-uitstoot per Nederlander, 1 m² voor een liter benzine en 0,1 m² voor een kilowattuur elektriciteit uit aardolie. Tenslotte: het ÉGO van het zetten van een kopje thee is ongeveer gelijk aan de doorsnede van het theekopje.

Voetnoten

1 IPCC, 2007: Climate Change 2007: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, 996 pp
2 Soden, B. J., and I. M. Held, 2006: An assessment of climate feedbacks in coupled ocean-atmosphere models, Journal of Climate, 19, 3354-3360
3 Hermans, J., 2008: Energie Survival Gids, BetaText v.o.f., 192 pp

Domein: Klimaatonderzoek